Melk: het belangrijke verschil tussen A1- en A2-caseïne

Als we in de natuur zoogdieren observeren is het vrij simpel: van zodra een bepaalde groeifase of leeftijd is bereikt, wordt voor de rest van het leven geen melk meer geconsumeerd. Dit gegeven extrapoleren naar de mens is voor velen een brug te ver: ook na de zuigelingenleeftijd willen velen nog melk of van melk afgeleide voedingsmiddelen gebruiken. Als men hierbij een verstandige keuze wil maken, dan is het opteren voor melkproducten met A2-caseïne de beste optie. Een toelichting.

Compleet, maar…

Door de reguliere voedingsleer worden melk en afgeleide producten sterk gepromoot en zelfs als onmisbare voedingsmiddelen naar voor geschoven. Het argument dat melk een zeer complete voeding is, klopt overigens. Maar wat ben je met een complete voedingsbron als voor veel (volwassen) mensen zowel het koolhydratenaandeel erin, namelijk lactose, en/of het eiwitaandeel erin, vooral caseïnes, moeilijk verteren of zelfs problemen kunnen opleveren? Gelukkig heeft de mens in zijn geschiedenis fermentatieproducten van melk ontwikkeld, waarbij de lactose grotendeels wordt omgezet tot melkzuur en waardoor voor velen het probleem van lactose-intolerantie dus van de baan is. Daarom zijn vooral yoghurt, kwark en kefir voor velen zelfs een gezond voedingsmiddel dat door een pre- en probiotische werking de darmflora gunstig beïnvloedt. Maar hoe zit dat met de caseïnes of de hoofdmoot van de melkeiwitten? Hier kan een groot verschil opgetekend worden tussen het de zogenaamde ‘A1-caseïne’ en ‘A2 caseïne’. 

Twee types bètacaseïne

De melk van de voorouder van onze koe, de oeros, en van alle oudere, daarvan afstammende rassen, bevatte altijd het neutrale en onschadelijke bètacaseïne-eiwit ‘A2-caseïne’. Omstreeks 8000 jaar geleden, onderging in Europa het gen voor A2-caseïne evenwel een mutatie, waardoor bepaalde koeienrassen melk met het potentieel problematische ‘A1-caseïne’ gingen aanmaken. Hiertoe behoort het gekende Holstein-ras, dat vooral bestaat uit zwart-witte koeien en dat ervoor gekend is om het meeste melk te produceren. Ook de Friesian, Ayrshire en British Shorthorn zijn rassen die vooral melk met A1 caseïne-melk opleveren. Andere, oudere rassen leveren nog steeds melk met vooral A2-caseïne: vooral het Jersey- , Guernsey-, Limousin-, Charolais- en Brown Swiss-ras, koeien die vooral geel, beige, rood en/of bruine kleuren dragen. De meeste Afrikaanse en Aziatische koeienrassen produceren ook nog steeds A2-caseïne. Voor alle duidelijkheid: geiten, schapen, kamelen en buffels produceren altijd A2-caseïne melk. Afrikaanse volkeren zoals de Masaï, de Rendile en de Samburu, die veel koeien- of kamelenmelk consumeren en mede daaraan hun goede gezondheid te danken hebben, gebruiken dus A2-caseïne melk. Ook humane melk bevat het A2-caseïne.

BCM-7, de ‘duivel in de melk’

Bij de vertering van A1-caseïne komt een peptide of een kort eiwitketentje vrij, bestaande uit 7 aminozuren: bètacaseomorfine-7, meestal afgekort als BCM-7. Dat komt omdat het aminozuur histidine op plaats 67 in de keten van het bètacaseïne A1 een gemakkelijke afsplitsing van BCM-7 toelaat; het aminozuur proline dat op plaats 67 staat in de originele bètacaseïne A2, doet dat niet. Nu is dit afgesplitste BCM-7 peptide om te beginnen een ‘opioïde’ peptide dat op de opioïde receptoren van het darmslijmvlies bindt en onder meer de gastro-intestinale peristaltiek afremt, wat constipatie (een hoofdsymptoom van koemelkallergie bij kinderen) kan veroorzaken. Maar ook de gastro-intestinale absorptie, – secreties en – immuunfuncties kunnen door een lokale, negatieve invloed van BCM-7 op het maagdarmslijmvlies verstoord worden. Overigens is de reactie op BCM-7 vrij individueel: wie een goede spijsvertering heeft en in de maag- en darmslijmvliezen voldoende van het enzym  dipeptylpeptidase 4 (DPP4) aanmaakt, zal dat potentieel storende BCM-7 peptide grotendeels afbreken, waardoor het niet of nauwelijks in de bloedbaan zal komen. 

‘Lekken’ doorheen de darmwand

Maar heel wat mensen met een zwakkere spijsvertering, breken BCM-7 door gebrek aan DPP4 niet af. Als ze daarnaast ook nog een aangetast darmslijmvlies met een zogenaamde ‘leaky gut’ of lekkende darm vertonen, waarbij de ‘tight junctions’ of de kleefstripjes tussen darmslijmvliescellen niet goed functioneren (bv als ze lijden aan een maagzweer, coeliakie, ziekte van Crohn, Colitis ulcerosa of regelmatig medicijnen gebruiken zoals antibiotica en ontstekingsremmers), dan kan BCM-7 voor bijkomende problemen zorgen. Want in die gevallen ‘lekt’ BCM-7 door de darmwand en komt het in het bloed terecht. Daar gedraagt het zich als een vrij radicaal en verlaagt het bv significant de bloedspiegel aan glutathion, een voor de mens zeer belangrijke zwavelverbinding met sterk antioxiderende (celbeschermende), immunomodulerende (verbetert de werking van het immuunsysteem) en detoxificerende (ontgiftende) werking. Mede daardoor wordt BCM-7 ‘pro-inflammatoir’ genoemd, wat betekent dat het chronische ontstekingsreacties in de hand werkt. Ook kunnen er tegen BCM-7 antilichamen aangemaakt worden, die helaas ook kunnen binden op lichaamseigen eiwitten (zie verder). 

Verder is inmiddels ook duidelijk geworden dat BCM-7 de bloedhersenbarrière kan passeren en dus op opioïde receptoren van het zenuwstelsel kan binden; men spreekt hierbij soms van ‘exorfines’. Ook bindt BCM-7 receptoren in de hormonen producerende organen en in het immuunsysteem. Alles samen valt het goed te begrijpen dat Keith Woodford, professor landbouwmanagement en agribusiness, de zuivelwereld ervan wil overtuigen dat BCM-7 de ‘duivel in de melk’ is dat en dat wereldwijd overstappen naar consumptie van (uitsluitende) A2-caseïne houdende melk niets anders dan een positieve zaak zou betekenen voor de gezondheid van miljoenen kinderen en volwassenen.    

Duidelijke link met ontstekingsziekten

Hoewel veel mensen en zelfs wetenschappers (nog) niet op de hoogte zijn van het verschil tussen A1- en A2-caseïne, hebben inmiddels al tientallen observatiestudies en dierenstudies aangetoond dat het gebruik van A1-melk verband houdt met een hoger risico op:

  • diabetes type 1: waar in de wereld veel melk met A1 caseïne wordt geconsumeerd, is er een hoog voorkomen van diabetes type 1; in gebieden of landen waar A2-melk wordt geconsumeerd, is er veel minder diabetes type 1. Er is namelijk een sequentie van aminozuren in de insuline producerende eilandjes van Langerhans in de pancreas, die heel sterk lijkt op die van BMC-7. Dus, als iemand antilichamen aanmaakt tegen de BCM-7 uit A1-melk, kunnen die dus ook binden op die eilandjes van Langerhans, daar schade aanrichten met als gevolg minder aanmaak van insuline door de bètacellen in de eilandjes van Langerhans en dus meer kans op diabetes type 1. 
  • ischemische hartziekte door snellere atherosclerose: de landen waar er een hoge inname is van A1-melk, zijn landen waar er ook meer hart- en vaatziekten voorkomen. Konijnen die A2-melk krijgen, ontwikkelen geen atherosclerotische plaques, konijnen die A1- melk krijgen, ontwikkelen die wel.  Het gebruik van melk met BCM-7 verhoogt namelijk de bloedddruk, en bevordert de oxidatie van cholesterol tot oxycholesterol, twee zaken die bijdragen tot atheroslerose of slagaderverkalking
  • diverse gastro-intestinale problemen: allergie op koemelkcaseïnes, met een gans scala aan klachten zoals diarree, winderigheid, opzetting, prikkelbare darm, buikkrampen en –kolieken, komt veel meer voor gebruik van melk met A1-caseïne. 
  • Sudden Infant Death Syndrome (SIDS) of wiegendood en het vermoedelijke voorstadium daarvan (slaap apnoe), waarbij de passage van BCM-7 door de bloedhersenbarrière bewezen is
  • verergering van (niet de oorzaak zijn van) neurologische condities zoals autisme, schizofrenie

Geen bijval van de agribusiness

De verstandige lezer begrijpt dat de omschakeling in de veeteelt van koeien die A1-melk leveren naar koeien die uitsluitend A2-melk opleveren, niets anders dan interessant kan zijn voor de gezondheid van al wie koemelk consumeert. Maar die omschakeling zou (althans tijdelijk) de wereld op zijn kop  zetten in de melkveesector. Want de meeste melk die wordt geproduceerd in Europa (behalve in Frankrijk), USA, Australië en Nieuw-Zeeland is hoofdzakelijk A1-caseïne houdende melk. Bovendien zijn de koeien die A1-caseïne bevattende melk produceren, doorgaans groter en hebben ze een grotere melkgift. Uiteraard staan grote bedrijven niet te wachten op een drastische koerswijziging die hen handenvol geld zou kosten.  

De mainstream agro-industrie heeft dan ook (via lobbying) verkregen dat het Europese Voedselagentschap in 2009 concludeerde dat de associaties die we hierboven hebben aangehaald tussen de consumptie van A1-caseïnemelk met BCM-7 en de niet overdraagbare ziekten zoals diabetes en hart- en vaatziekten, geen oorzaak bewijzen. Er werd onder meer geargumenteerd dat de verbanden die werden gezien ook konden verklaard worden door andere, zogenaamde ‘verstorende’ factoren. En ook dierenstudies werden niet als valabel aanzien. 

Ondertussen…bewijzen

Gelukkig staat de wetenschap niet stil. Terwijl door de machtige melkvee-industrie gerecruteerde wetenschappers blijven roepen dat het epidemiologische verband tussen de consumptie van A1-melk en een grotere kans op bepaalde ziekten geen oorzaak aantoont en dat er dus geen (ingrijpende)  veranderingen hoeven te gebeuren, hebben andere wetenschappers onderzoeken uitgevoerd die meer dan een verband aantonen:

  • Russische onderzoekers slaagden erin duidelijk BCM-7 in het bloed aan te tonen en te meten. In vergelijking met baby’s die borstvoeding kregen, vertoonden baby’s die koemelkvoeding kregen en daarbij (door minder afbraak of excretie) hogere bloedspiegels van BCM-7 vertoonden, een hoger risico op tragere psychomotorische ontwikkeling. Uiteindelijk kende 30 % van de baby’s op koemelk een tragere psychomotorische ontwikkeling, terwijl dit maar in 3% der gevallen werd gezien bij kinderen die borstvoeding kregen. Er is dus een tien maal hoger kans op een tragere  psychomotorische ontwikkeling bij baby’s als ze A1 koemelk krijgen. 
  • In een dubbelblind, gerandomiseerde studie kregen de deelnemers – na 3 weken niets van melkproducten te nuttigen – ofwel melk met A1-caseïne ofwel melk met A2 caseïne te drinken. Degenen die A1-melk dronken, vertoonden en opzichte van degene die A2-melk dronken:
  • meer buikpijn
  • een hardere stoelgang
  • bij gevoelige individuen: een hogere hoeveelheid calprotectine (maat voor intolerantie in de darmen).
  • In een vergelijkende studie zag men dat de bloedspiegel van geoxideerde LDL-cholesterol bij kinderen die koemelkvoeding kregen, liefst 18 maal hoger was dan die van kinderen op borstvoeding. 
  • baby’s die koemelk dronken, vertoonden zeer hoge gehalten aan antilichamen tegen BCM-7 en tegen A1-caseïne, terwijl de kinderen op borstvoeding dat niet deden.
  • in heel veel gevallen van autisme en schizofrenie worden duidelijk IgG- en IgA-antilichamen aangetoond tegen bètacaseïne en tegen gluten
  • een aantal studies zien duidelijk dat het weglaten van caseïnes en gluten uit het dieet bij autisme duidelijk voor verbetering van de symptomen zorgen.

Helaas

Steeds meer wordt aangetoond dat er een duidelijk verschil is tussen melk met A1-caseïne en A2-caseïne en dat het weglaten van eerstgenoemde ten voordele van de tweede op het vlak van verschillende westerse degeneratieziekten (hart- en vaatziekten, diabetes), neurologische aandoeningen (autisme, schizofrenie), ontstekingsziekten van de darm en spijsverteringsongemakken, een duidelijk verschil zou kunnen opleveren. Helaas gebeurt er heel weinig vanuit de melkvee-industrie en vanuit de regelgevende instanties met dat gegeven. In Australië, Nieuw-Zeeland en bepaalde Amerikaanse staten is A2-koemelk, gegarandeerd vrij van A1-caseïne, verkrijgbaar. Maar enkele uitzonderingen niet te na gesproken, worden de consumenten in de meeste landen niet eens geïnformeerd welke koemelk ze consumeren: A1 of A2? Dat dit nochtans wel nuttig zou kunnen zijn, suggereert onze argumentering hierboven. Wie melk wil consumeren en zeker wil zijn dat er geen A1-caseïne in zit, kan steeds beroep doen op geitenmelk en schapenmelk.  

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*