De nieuwe Europese biowetgeving waarborgt het vertrouwen van de consument

Sinds 1 januari 2022 is de nieuwe Europese biowetgeving van kracht in ons land. Dit geheel streeft er dan ook naar om de regels voor de biologische landbouwsector te harmoniseren, fraude te voorkomen en om het vertrouwen van de consument te versterken. Zo zullen alle geïmporteerde bioproducten aan de Europese regels moeten voldoen, het basisprincipe van teelt in volle grond wordt versterkt en biologisch zaaigoed wint aan belang.

Biologische landbouw is een manier om voedsel te produceren die zorg draagt voor het milieu, het klimaat, de biodiversiteit, de dieren en de mensen. In de negentiger jaren van de twintigste eeuw legde een groep pioniers uit de internationale biologische beweging vier basisprincipes vast waaraan de biolandbouw moest voldoen: gezondheid, ecologie, billijkheid en zorg.

Vanuit deze basis groeide in het jaar 2010 de Europese biologische wetgeving. Deze regels zorgen er dan ook voor dat iedereen die in de biologische voedselproductie actief is, vanuit dezelfde waarden tewerk gaat. Of een boer nu in Vlaanderen zit of in Zuid-Spanje: overal heeft “biologisch” dezelfde betekenis.

Nieuwe biowetgeving

In 2018 keurde het Europees Parlement, na jarenlange onderhandelingen tussen de (huidige) 27 landen van de Europese Unie, de nieuwe “bioverordening” goed. Met deze nieuwe reeks regels wil de Europese Unie een eigentijds en vooral een aangepast antwoord bieden aan het feit dat de biologische landbouw vooral de laatste jaren een sterke groei beleeft. De voornaamste beweegredenen voor de wijziging van deze “verordening” zijn: het verder harmoniseren van wetgeving tussen de verschillende EU-landen, plus de intentie om fraude te helpen voorkomen. Tevens wil de EU het consumentenvertrouwen in de biosector versterken en meer Europese boeren tot biologische landbouw aanzetten. Momenteel kan de Europese biolandbouw niet volledig aan de vraag binnen haar grenzen voldoen, waardoor nog steeds heel wat biologische voedingsproducten van buitenaf ingevoerd moeten worden.

Uiteindelijk kwam er een compromistekst tevoorschijn. De invoering was oorspronkelijk voorzien voor 1 januari 2021, maar onder invloed van de coronacrisis, plus de doelstelling om de lidstaten ook wat ademruimte te geven om de overgang te kunnen maken naar de nieuwe manier van produceren, werd de lancering uitgesteld naar begin 2022.

Bij dit langdurige proces heeft BioForum – de sectororganisatie van de biologische landbouw in Vlaanderen – een actieve rol gespeeld door in nationaal en in Europees verband mee te denken. Voor een deskundige toelichting over de concrete gevolgen van deze wetgeving voor onze nationale biosector klopten we aan bij Annick Cnudde, adviseur wetgeving bij BioForum Vlaanderen (zie www.bioforum.be).

Volle grond

Biolandbouw zonder bodem is moeilijk denkbaar. Daarom is het versterken van de principes rond het behoud en de verbetering van de vruchtbaarheid van de bodem en de grondgebonden veeteelt zeer positief. Op deze manier wordt er duidelijkheid geschapen op het gebied van hydrocultuur, zijnde het telen van planten die van nature niet op water groeien, waarbij de wortels van deze planten in een (vloeibare) oplossing met voedingsstoffen geplaatst worden, of in een inert milieu waaraan voedingsstoffen toegevoegd werden. Kortom: bij biologische landbouw moeten planten in volle grond gekweekt worden, en niet op een kunstmatige laag aarde zoals bij substraatteelt. De nieuwe Europese biowetgeving verduidelijkt wel enkele uitzonderingen die momenteel reeds toegepast worden: hydrocultuur op water is toegelaten bij het trekken van witloof en de productie van kiemgroenten. Ook plantgoed, sierplanten en kruiden mogen in substraat geteeld worden als ze met pot aan de consument verkocht worden.

De regels voor import worden strenger. Bioproducten die van buiten de Europese Unie ingevoerd worden, zullen volledig aan de Europese bioregels moeten voldoen, in plaats van “gelijkwaardig” te zijn aan onze regels. Dit vermijdt concurrentievervalsing.

Zaden

Een andere grote verandering zijn de regels voor zaaizaden. In de toekomst zal het op de markt brengen van lokale variëteiten die niet voldoen aan de rasdefinitie, onder soepelere voorwaarden worden toegestaan. De beschikbaarheid van biologisch zaaizaad zal hierdoor verhogen, en alle bioboeren krijgen hierdoor toegang tot robuustere gewassen die beter bestand zijn tegen bijvoorbeeld ziektes, of de gevolgen van de klimaatverandering. Richting 2035 moet de biosector helemaal overstappen op biologisch uitgangs- of startmateriaal voor planten, maar ook voor dieren.

Een positieve ontwikkeling is ook het feit dat kleinere producenten die in elkaars nabijheid liggen,  kunnen kiezen voor een groepscertificering om de kosten te drukken. Een duidelijk nadeel is wel het feit dat indien er één van die landbouwers bij een biocontrole door de mand valt, de overige landbouwers in geval van (lichte of zwaardere) sancties mede van de brokken zullen delen, zoals de mogelijke intrekking van de bio-erkenning voor de hele groep.

Biocontrole

Op een landbouwbedrijf kunnen zowel biologische als gangbare producten worden geproduceerd, maar deze activiteiten moeten duidelijk gescheiden zijn. Zowel de “inputs” (machines, ingrediënten…) die voor het projectieproces nodig zijn, als de eindproducten dienen fysiek gescheiden te worden tussen bio en gangbaar. De Europese “verordening” kiest voor deze mengvorm om de omschakeling naar biolandbouw laagdrempeliger te maken, maar bouwt zo een aantal garanties in om fraude te kunnen vermijden. Bedrijven mogen echter nooit dezelfde planten- of diersoorten tegelijkertijd biologisch en niet-biologisch kweken.

Vlaanderen kiest ervoor om het eigen sterke bio-controlesysteem te behouden, zeg maar een keuze die op de waardering kan rekenen van BioForum. Annick Cnudde : “Die controle ligt in onze regio op een hoger niveau dan wat Europees voorgeschreven is. Onze biosector had dan ook expliciet gevraagd om dit voordeel te behouden.”

Op basis van een risicoanalyse zullen alle biologische bedrijven in Europa in principe (als regel) jaarlijks gecontroleerd worden. Wie deze controles drie jaar na elkaar goed doorstaat, zal minder frequent gecontroleerd worden. In dat geval zal de periode tussen twee fysieke controles door, tot 24 maanden kunnen bedragen. Het gevaar bestaat dat bepaalde inbreuken – al dan niet gewild –  langer onopgemerkt blijven dan in het verleden.

Annick Cnudde : “Het Vlaamse controlesysteem is echter nu al strenger dan wat Europees is voorgeschreven, en dit zal ook zo blijven : bij onze bioboeren gebeurt er minstens één aangekondigde controle per jaar, en in één jaar tijd krijgen minstens vijftig procent van al deze bioboeren tevens een aanvullende controle.

Ook wat het gebruik van biologische producten in de (openbare en private) groepskeukens (catering) betreft, zijn er geen wijzigingen : dit valt nog steeds niet onder de Europese biowetgeving. De verschillende lidstaten kunnen wel eigen regels opstellen.

Biozout & Co

Een aantal nieuwe producten zoals zeezout, bijenwas, kurk en etherische oliën zullen vanaf 2022 wel onder de Europese biowetgeving vallen. Maar voor de erkenning van bijvoorbeeld zout moeten er nog concrete regels opgemaakt worden.

En alhoewel de verordening “lokale productie” als doelstelling vooropstelt, is het jammer dat het begrip “lokaal” of “regionaal” niet verder gedefinieerd is. Een voorbeeld: dierenvoeders moeten in hoofdzaak geproduceerd worden op het landbouwbedrijf waar de dieren worden gehouden, of bij biobedrijven uit dezelfde regio. Maar elke lidstaat van de EU is vrij om zelf te bepalen wat er nu precies bedoeld wordt met die term “regio”.

Tenslotte werd er ook Europese wetgeving opgesteld voor een aantal diersoorten waarvoor we enkel Vlaamse regels hadden, zoals o.a. konijnen, herten en bepaalde soorten pluimvee. In geval van ingrijpende veranderingen aan stalsystemen, krijgen de boeren een overgangsperiode om zich aan te passen aan die wijzigingen.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.