Deel 2: de verkeerde ‘vethypothese’ en de epidemiologische bewijzen van het tegendeel
Dat verzadigde vetten een hoofdoorzaak van hart- en vaatziekten zouden zijn, ‘danken’ we in eerste instantie aan de epidemioloog Ancel Keys. Nadien hield de voedingsindustrie deze verkeerde ‘vethypothese’ hardnekkig in stand om blijvend hun geraffineerde plantaardige oliën en kunstmatige margarines met onverzadigde vetzuren aan de man te kunnen brengen. Ondertussen is de bewijslast tegen de vethypothese immens groot.
De vethypothese van Ancel keys
Ancel Keys was een epidemioloog aan de Universiteit van Minnesota die probeerde na te gaan wat in onze levensstijl de kans op hart- en vaatziekten verhoogde. In zijn ‘Seven Countries Study’ (eindrapport in 1980), waarin Japan, de USA, Griekenland, Italië, Nederland, Zuid-Afrika en voormalig Joegoslavië waren betrokken, meende hij een duidelijke tendens te zien dat hoe meer (verzadigd) vet in een land werd geconsumeerd en hoe hoger de cholesterolspiegel, hoe meer hart- en vaatziekten erin voorkwamen.
Relatie is geen oorzaak
De grootste fout van deze studie was dat met het vetverbruik maar er één enkel variabel gegeven duidelijk werd gevolgd, en dat daaruit al te voorbarige conclusies werden getrokken. Men had bv al de wenkbrauwen moeten optrekken toen men zag dat de inwoners van het Griekse eiland Kreta ondanks de hoogste vetinname van alle deelnemers (liefst 40 % van de energie-aanbreng onder de vorm van o.a. olijfolie, noten, vette vis, volvette zure zuivel) … de laagste kans op hartaanvallen vertoonden. Als Keys ook had gekeken naar de relatie tussen het suikerverbruik en het voorkomen van hart- en vaatziekten, dan had hij eenzelfde en nog sterkere relatie gezien! En die laatste relatie blijkt inmiddels juist veel belangrijker te zijn …
IJzersterke tegenargumenten
Vrij snel nam de wetenschappelijke wereld en in het zog daarvan de voedingsindustrie de ‘lipid hypothesis’ of de ‘diet-heart hypothesis’ van Keys over. Als het ware erdoor gehypnotiseerd, bleef men blind en doof voor de volgende zeer valabele tegenargumenten:
- Als Keys in plaats van Griekenland, Joegoslavië, USA en Japan in zijn zeven landen had gekozen voor Frankrijk, Zwitserland, Duitsland en Zweden (waarvan toen ook cijfers beschikbaar waren en waarvan de twee eerstgenoemde topgebruikers zijn van verzadigde vetten in Europa), dan had hij net een omgekeerde associatie gezien, namelijk: hoe meer verzadigd vet in een land wordt geconsumeerd, hoe lager het risico op hart- en vaatziekten.
- Verschillende statistici beweerden dat Keys aan ‘kersen plukken’ (‘cherry picking’) had gedaan: hij had overduidelijk enkel de landen opgenomen in zijn studie die in zijn visie pasten en negeerde de landen die niet pasten in zijn theorie. Toen Yerushalmy en Hilleboe hetzelfde verband onderzochten zoals Keys initieel deed (de relatie tussen vetconsumptie algemeen en de sterfte door hart- en vaatziekten), maar daarvoor de 22 landen gebruikten waarvan toen de gegevens beschikbaar waren (waaronder de 7 landen van Keys’ studie), zagen ze het verband “meer vetten consumeren gaat gepaard met meer degeneratieve hartziekten” helemaal niet meer!
- Helemaal tegengesproken werd de associatie tussen verzadigde vetten en sterfte door hart- en vaatziekten, door Dr Malcolm Kendrick, auteur van het boek “The Great Cholesterol Con”. Dr Kendrick bekeek de gegevens, verzameld door de Wereldgezondheidsorganisatie WHO qua gebruik van verzadigde vetten en hart- en vaatziekten in verschillende landen van de wereld: cijfers van 1998 tot 2000, een stuk meer betrouwbaar dan de cijfers uit de jaren na de 2e wereldoorlog, waaruit Keys had geput. Kendrick kon hiermee zijn eigen ‘14 landen studie’ uitvoeren, waarmee hij dus dubbel zoveel landen in zijn studie betrok als Ancel Keys. Tot welke bizarre vaststelling kwam hij: na het vergelijken van de zeven landen met de laagste consumptie van verzadigde vetten (Oekraïne, Macedonië, Kroatië, Moldavië, Azerbeidzjan, Tadzjikistan, Georgië) met de zeven landen met de hoogste consumptie van verzadigd vet (Frankrijk, Zwitserland, Nederland, IJsland, België, Finland en Australië), kwam hij tot de conclusie dat in elk (!) van de zeven landen met de laagste consumptie van verzadigde vetten significant meer hart- en vaatziekten voorkwamen dan in elk (!) van de zeven landen met de hoogste consumptie van hogere verzadigde vetten. Sterker dan dat kan de vethypothese niet tegengesproken worden…
Paradoxen bij de vleet
Ondertussen zijn er ook heel wat epidemiologische studies die de stelling ‘verzadigde vetten veroorzaken hart- en vaatziekten’ tegenspreken. Aanvankelijk sprak men van ‘paradoxen’, omdat deze bevolkingsstudies als uitzoneringen op de stelling van Keys werden aanzien, maar tegenwoordig weet men gewoon dat het gewoon de vethypothese is die niet deugt.
- de Oost-Afrikaanse paradox: Masaï krijgers nuttigen een dieet van melk (rauw of gefermenteerd in een kalebas), vlees en bloed van hun dieren en dus barstensvol verzadigde vetten en cholesterol. Desondanks is hun cholesterolbloedspiegel laag (gemiddeld lager dan 160 mg/dl), komt slagaderverkalking voor de leeftijd van veertig nauwelijks voor, blijven hun bloedvaten hun ganse leven elastisch met een veel lagere bloeddruk dan de gemiddelde westerling en vertonen ze een perfect elektrocardiogram. Bij autopsie zijn in de bloedvaten nauwelijks atheroomplaques of slagadervernauwingen te zien en de sterfte door hart- en vaatziekten is quasi nihil. Er is overigens aangetoond dat er geen sprake is van een genetische aanpassing. Omdat naast de Masaï, ook de Rendile en Kalinjins uit Kenia, Somali-herders en Samburu uit Oeganda, ondanks een gelijkaardig dieet rijk aan verzadigde vetten en cholesterol geen of nauwelijks hart- en vaatziekten vertonen, wordt van de ‘East-African Paradox’ gesproken.
- de Pacifische eilanden-paradox: de bewoners van Tokelau en PukaPuka, eilandengroepen in Polynesië, eten zeer veel verzadigd vet (en weinig suiker). Zo komt liefst 63 % van de energie-inname van de bewoners van Tokelau van de kokosnoot (kokosolie, gemalen kokos, etc). Omdat ondanks die hoge consumptie van verzadigde vetten de hartgezondheid er uitstekend is, wordt van ‘the Pacific Island Paradox’ gesproken. Nog meer betekenisvol is de volgende observatie: in de zogenaamde ‘Tokelau-migrantenstudie’, waarbij Tokelau-inwoners naar Nieuw-Zeeland verhuisden en waarbij ze meerdere jaren op verschillende gezondheidsparameters werden gevolgd, zag men dat hun risico op hart- en vaatziekten verhoogde, ondanks het feit dat hun inname van verzadigd vet sterk afnam en die van onverzadigde vetten toenam!
- de Franse paradox: het traditionele dieet van de Fransen is vrij rijk aan verzadigde vetten en cholesterol met voedingsbronnen zoals boter, eieren, kaas, room, lever, vlees en paté. Fransen consumeren het meeste verzadigde vet van alle Europeanen en veel meer dan in de USA: dubbel zoveel verzadigd vet en 4,5 maal zoveel boter. Niettemin vertoonden de Fransen rond de jaren ’90 van de vorige eeuw een veel lager voorkomen van kransslagaderziekten dan veel andere westerse landen. Bv rond de eeuwwisseling stierven in de USA per 100.000 mannen van middelbare leeftijd er jaarlijks 315 door een hartinfarct, terwijl dat in Frankrijk maar 145 per 100.000 was of minder dan de helft. Omdat er in de USA nochtans veel meer onverzadigde vetten en veel minder verzadigd vet geconsumeerd werd dan in Frankrijk, kreeg deze observatie internationaal veel aandacht en sprak men van ‘the French paradox’. In de Gascogne, waar veel eenden- en ganzenvlees en ganzenlever werd gegeten, bedroeg dat sterftecijfer door hart- en vaatziekten zelfs maar 80 per 100.000.
- de Japanse paradox: een grote Japanse studie registreerde dat de toename van de vetconsumptie – waaronder veel dierlijk verzadigd vet met cholesterol – de laatste 50 jaar weliswaar gepaard ging met een toename van de gemiddelde cholesterolspiegel bij de bevolking, maar met een afname van hart- en vaatziekten met liefst 60 % en een indrukwekkende 7-voudige afname van hersenbloedingen! Een andere studie volgde 3700 Japanners van 1984 tot 2001, om vast te stellen dat degenen die het meeste verzadigde vetten aten, een 62 % lager risico liepen op een herseninfarct. Een studie die 40000 Japanners volgde gedurende 16 jaar, zag dat degenen die het meest eieren, zuivelproducten en vis aten, 28 % minder risico liepen op beroerte dan degenen die er het minst aten.
- de Zwitserse paradox: samen met Frankrijk is Zwitserland het Europese land waar het meest verzadigd vet wordt gegeten en desondanks ziet men er een lage sterfte door hart- en vaatziekten. Traditioneel levende Zwitserse bergbewoners die heel veel verzadigd vet en cholesterol consumeren, afkomstig van de zuivel en het vlees van hun koeien, vertonen een heel laag cholesterolgehalte en een laag voorkomen van hart- en vaatziekten. Een andere merkwaardige observatie: na de tweede Wereldoorlog nam de consumptie van verzadigde vetten in Zwitserland met 20 procent toe, terwijl het voorkomen van hart- en vaatziekten afnam. Mogelijk
hetheeft het hoge gehalte van de poly-onverzadigde omega-3-vetzuren naast de verzadigde vetzuren in de melk en de kazen van de koeien die op de groene Alpenweiden grazen, daar wel iets mee te maken. - de Israëli paradox: Israël vertoont qua consumptie van vetten één van de hoogste verhoudingen poly-onverzadigde vetzuren/verzadigde vetzuren in de wereld: de consumptie van omega-6-vetzuren is er 8 % hoger dan in de USA en 10 à 12 % hoger dan in de meeste Europese landen. In feite mag je het hoge gebruik van poly-onverzadigde omega-6-vetzuren en het lage gebruik van verzadigde vetzuren door de Israëlische Joden als een grote bevolkingsstudie beschouwen om het effect van vetzuren te evalueren. Volgens de vethypothese van Ancel Keys zou er in Israël alvast heel weinig sterfte door hart- en vaatziekten moeten optreden. Maar wat blijkt: er is een paradoxaal hoog voorkomen van hart- en vaatziekten, van hoge bloeddruk, insulineresistentie en obesitas.
- in India is zeer lang, net als in de Polynesische eilanden, in ruime mate gebruik gemaakt van kokosolie. Daarnaast bestond er ook een traditie van het gebruik van geklaarde boter of ‘ghee’. Beide vetbereidingen zijn zeer rijk aan verzadigde vetten en zouden volgens de klassieke vethypothese dus slecht zijn voor hart- en bloedvaten. Maar een studie toonde duidelijk aan dat het omschakelen van deze vetten naar oliën met de ‘goede’ poly-onverzadigde vetten, vooral zonnebloemolie en saffloerolie (beiden zeer rijk aan de poly-onverzadigde omega-6-vetzuren) net zorgde voor een toename van verstoorde bloedvetten, atherosclerose en diabetes type 2. Nog een andere observatie uit India die vethypothese tegenspreekt, is de studie die het voorkomen van hart- en vaatziekten bij meer dan een miljoen mannen onderzocht. De laagste cardiovasculaire sterfte werd er gezien in het noordelijke Punjab, waar het meeste vet werden geconsumeerd: vooral komende van melk en boter, met enkel 2 % poly-onverzadigde vetzuren in het dieet. De mannen aldaar liepen – ondanks het feit dat ze meer rookten – een 7 maal lager risico op hart- en vaatziekten en leefden gemiddeld 8 jaar langer in vergelijking met de mannen uit het zuidelijke Madras, waar minder vet werd geconsumeerd en dit vooral van het type poly-onverzadigde vetzuren.
- Inuit Eskimo’s: autochtone Inuit leven van een dieet dat voor 75 % uit verzadigd vet bestaat, onder meer komend van walvisvlees en walvisblubber, het isolerend vet net onder huid. Ook zalm staat vaak op het menu, alsook het vlees van de kariboe, waarvan vooral de vetrijke delen worden gegeten (organen, vetweefsel) en waarbij het magere spiervlees aan de dieren wordt gevoederd. Desondanks vertonen de Inuit een uitstekende gezondheid en zeer weinig hart- en vaatziekten.
Conclusie
Het ezelsbruggetje ‘verzadigd vet is verkeerd, onverzadigd vet is OK’, dat ons werd bezorgd door de ‘Zevenlandenstudie’ van Ancel Keys en dat gretig werden overgenomen door de voedingsindustrie, steunt op wel heel wankele fundamenten. Die vethypothese wordt helemaal ontkracht als we bij meer dan 7 landen naar de relatie tussen verzadigde vetten en hart- en vaatziekten kijken. Bovendien zien we in tal van bevolkingsstudies zoveel ‘paradoxen’ tegen Keys’ vethypothese dat de enige paradox die overblijft… de vethypothese zelf is!
Geef als eerste een reactie